Koliek is een schrikbeeld voor praktisch elke paardeneigenaar. Het paard heeft pijn en je weet nog niet wat de oorzaak is. Wel weet je dat het soms slecht kan aflopen met paarden met koliek. De dierenarts onderzoekt het paard en geeft een pijnstiller en spierontspanner. Gelukkig is het in de meeste gevallen dan weer over. Heeft een paard dit vaker, dan is onderzoek en speurwerk nodig naar de oorzaak. Met aanpassingen gericht op het paard voorkom je dan hopelijk volgende koliekepisodes.
Koliek
De naam koliek zegt niets meer dan dat het paard pijn heeft in de buik. Maar het zegt niet waar die pijn exact vandaan komt. Een groot deel van de pijnklachten zijn veroorzaakt door problemen in het maagdarmkanaal. Maar ook de dracht of littekenweefsel van bijvoorbeeld castraties kunnen pijnklachten uit de buik geven. Voor de behandeling is het belangrijk een zo nauwkeurig mogelijk beeld te krijgen van wat er van binnen gebeurt. Veel pijnklachten in de darmen zijn een gevolg van kramp. Dit is te verhelpen met een spierontspanner. Sommige paarden zijn gevoelig voor krampkoliek. Misschien staat dit in relatie tot nervositeit of gespannenheid. Veranderingen in de vertering als gevolg van rantsoenfouten of inwendige veranderingen kunnen ook leiden tot een koliekgevoelig paard.
Voeding en koliek
Het darmpakket van het paard ligt relatief “los” in de buik. Dat klinkt misschien raar. Maar de darmen kunnen behoorlijk van plaats veranderen bij verstoringen van de normale processen. Verandert de darmbewegelijkheid of wordt er meer gas gevormd in de darmen, dan kan de darm zich anders gaan gedragen. Een liggingsverandering en zelfs een draaiing van een deel van de darmen komt regelmatig voor. De oorzaken hiervoor kunnen gevonden worden in de voeding. De samenstelling van het rantsoen heeft een grote invloed op de darmwerking en de verteringsprocessen. Het vezelaandeel moet voldoende zijn om de darmen te prikkelen en de doorstroming te stimuleren. Er zit een grens aan de hoeveelheid makkelijk verteerbare koolhydraten (zetmeel) die een paard mag krijgen, vanwege een risico op een verstoring van de darmflora, met gaskoliek als gevolg. Geef je een paard echter teveel zeer langzaam afbreekbare koolhydraten (vezels), dan kan dit weer leiden tot een verstopping. Zelfs de verandering van voedermiddelen kan leiden tot koliek.
Veranderingen in het paard en koliek
De verteerbaarheid en de werking van het darmstelsel verandert bij aandoeningen of veroudering van het paard. Dan kan het rantsoen wat eerder nooit tot koliek heeft geleid, opeens toch een risico worden. Oudere paarden kauwen minder goed en hebben minder goede kiezen. Zo vermindert de verteerbaarheid van het voer en verandert het proces in de darmen. Bij stress of voernijd kunnen ook jongere paarden minder kauwen op het voer en maag- of koliekklachten krijgen. Problemen in de dunne darm, zoals een ontsteking, geeft minder opname van voedingsstoffen en vermindering van de vertering met vermagering en koliekklachten tot gevolg. Soms komen klachten pas veel later tot uiting. Paarden die in het verleden een ernstige worminfectie hebben gehad, kunnen pas veel later als gevolg van littekenweefsel, een verandering van de darmbewegelijkheid en dus risico op koliek krijgen. Is het paard als veulen ziek geweest of heeft het om andere reden geen gezonde ontwikkeling van de darmflora, dan kan dit ook blijvende gevolgen hebben.
Puzzel
Paarden die een aantal keer per jaar koliek krijgen, moeten goed onderzocht worden. Daarnaast is een analyse van het rantsoen en voermanagement nodig. Het helpt als de (ziekte)geschiedenis van het paard bekend is, net als ervaringen met bepaalde voedermiddelen. Op basis van alle informatie kan een waarschijnlijkheidsdiagnose gesteld worden. Soms is dat een hele puzzel en blijft het onduidelijk wat nu de werkelijke oorzaak is. De symptomen van het paard en de ervaringen met situaties en voedermiddelen zijn dan leidraad in de aanpassingen om koliek te voorkomen.
Rantsoen en voermanagement
Veel klachten en oorzaken voor koliek komen voort uit een verkeerd samengesteld rantsoen of voermanagement. Voor elk paard moet berekend worden of de ruwvoer hoeveelheid wel passend en voldoende is. De ruwvoerkwaliteit is een ander heikel punt. Met name broei en schimmel in hooi en kuilvoer is een grote boosdoener. Zo kan het zijn dat door een verkeerd management de kuilpakken te lang in gebruik zijn en er na een aantal dagen schimmel in gaat groeien. Dit kan telkens weer leiden tot koliekklachten. Of de krachtvoer hoeveelheid is te groot en geeft een verstoring van de darmflora, omdat het onvoldoende in de dunne darm verteert. Niet passende voertijden zijn bij veel stallen oorzaak van koliek of de ontwikkeling van maagzweren. Doordat paarden te lang zonder eten staan, nerveus worden en gedragsstoornissen krijgen, kan de vertering van het voer minder goed verlopen. Jammer genoeg zijn aanpassingen van iets simpels als voertijden, in de praktijk lastig door te voeren. Men houdt graag vast aan bestaande patronen en wil die niet graag veranderen.
Het paard ondersteunen
Als de problemen van de steeds terugkerende koliek te maken hebben met een probleem in het paard zelf, dan zal toch het rantsoen aangepast moeten worden. Natuurlijk zal de dierenarts proberen het paard te genezen, maar dit is niet altijd meer mogelijk. De aanpassingen in het rantsoen zijn ter ondersteuning van een gezonde vertering en darmwerking. De keuze van het ruwvoer zal voor het ene paard uitkomen op een redelijk rijke en makkelijk verteerbare kwaliteit en voor het andere paard op een arme, langzamer afbreekbare soort. Met aanvullingen uit andere voedermiddelen kan de werking van de darmen (motiliteit) en de darmflora verbeteren. Ook de hoeveelheden zijn van belang. Niet altijd is meer ruwvoer geven een verbetering. Soms is het juist beter om minder ruwvoer te geven. De benodigde vezels voeg je dan met andere aanvullende voedermiddelen toe. Dit helpt ook om de wisselende kwaliteiten van ruwvoer, en de mogelijk nadelige effecten op het paard, te ondervangen. Met krachtvoer of makkelijk verteerbare voedermiddelen kan je via de vertering in de dunne darm, het paard van voedingsstoffen voorzien. En zo de dikke darm, tijdelijk, wat ontlasten.
Speciaal voeradvies
Een koliekgevoelig paard is een zorgenkind voor de eigenaar. De onzekerheid over het terugkeren van de koliek kan tot slapeloze nachten leiden. Door samen met de dierenarts het paard en de situatie waarin het paard leeft te beoordelen, kan een plan gemaakt worden. Op basis van een uitgebreide rantsoenbeoordeling en van de klachten van het paard stelt de dierenarts/voedingsspecialist een speciaal voeradvies op. Het kan zijn dat dit een tijdelijke oplossing is. Herstelt het paard volledig en is de gezondheid van het paard weer 100%, dan kan het paard een ander en vaak eenvoudiger rantsoen krijgen. Bij sommige paarden zijn de veranderingen ín het paard zodanig, dat herstel niet mogelijk is. En dan is een speciaal voerbeleid levenslang nodig om koliek te voorkomen.
Voedingsconsulent Paard
Dierenartsen met extra kennis op paardenvoedingsgebied kunnen een voeradvies maken voor deze patiënten. Kijk op www.voedingsconsulentpaard.nl voor een dierenarts bij jou in de buurt. Het zal duidelijk zijn dat het voeradvies meer is dan het voorschrijven van een extra krachtvoer of een supplement. Het voeradvies houdt in dat je weet welk soort ruwvoer en in welke hoeveelheid nodig is. En of weidegang voor dit paard nu wel of niet verantwoord is. Het dagelijkse menu plus de wijze van voeren worden vastgesteld en besproken. Op die manier krijg je zekerheid over wat je mag en kan voeren. Voor paarden is het belangrijk dat het rantsoen niet te vaak verandert. Door twijfels van de eigenaar gebeurt het maar al te vaak dat paarden met gezondheidsklachten te veel veranderingen van voer krijgen. Met een goed voeradvies voorkom je dit. En dat komt ten goede aan de gezondheid van het paard.